In Rotterdams dagboek beschrijft Boris Ryzji zijn verblijf in Rotterdam tijdens zijn deelname aan Poetry International in 2000. Zijn optreden heeft bij velen een onuitwisbare indruk achtergelaten, niet alleen vanwege zijn weergaloze poëzie. Hij dwaalt door de stad en drinkt. Beschrijvingen van zijn kroegentochten en ontmoetingen met andere deelnemers aan Poetry worden afgewisseld door herinneringen aan zijn vrouw, zijn zesjarige zoontje, het rauwe leven thuis in Rusland en gesprekken met dichters als Rejn.

Ook een dronken zelfmoordpoging, vechtpartijen op straat, het gesjoemel en het gezuip van zijn vrienden, vaak ook schrijvers, komen aan bod. 

Uit Rotterdams dagboek

Een maand later regende het achter het raam van de afdeling in het gekkenhuis waar de alcoholisten en junks uit heel Jekaterinboerg worden gedumpt met hun eeuwige trips, hun angsten en hun pijn. Ik zat in het pleeblok, de enige plek waar je mocht roken, en keek uit het raam toen een zaalgenoot, een kille man met een harde blik, me voorstelde te ontsnappen. Hij zei dat het forceren van het slot op de venstertralies een eitje was en dat een hoog natuurlijk geen reet voorstelde maar dat we beter het touw konden gebruiken dat hij bij zich had, en wat een achtervolging aanging zei hij dat niemand zich toch een fuck voor ons interesseerde. Die nacht zijn we ontsnapt. Op ziekenhuisslippers, in pyjama – hij zijns weegs en ik de mijne, naar mijn schoolvriend Serjoga Loezin, niet naar mijn vrouw natuurlijk, en niet naar mijn ouders...

Doodzonde. Hij had een groot bokser kunnen worden. En ik ook. We trainden iedere dag, gingen naar wedstrijden, hingen onze oorkondes op de muren van de wc – dat het zogenaamd allemaal gezeik en onzin was, we aanbaden onze trainer, een gewezen Europees kampioen die aan de drank was geraakt, een verdomd slimme vent, en ook wat de rest aangaat… Alles liep gesmeerd, maar ja, de vrouwen, de vrouwen en de wodka, of beter gezegd – de pure alcohol, waarvan er een jerrycan vol stond in de keuken bij twee meiden, een tweeling, bij wie we gewoonlijk na school en in plaats van te trainen langsgingen. We gingen ons te buiten aan zowel het een als het ander en hadden geen oog voor de toekomst, die nu alleen nog maar verschijnt in de ontroerende dromen van een would-be zakenman en een soortement van dichter.

 

Is samen met Wolken boven E verkrijgbaar